Thuiskomen | Mensen | Beelden | Contact | Zoom

Afscheid van een Grandigen Bol

Henri Van Daele

15 november 1946
20 december 2010

  Henri Van Daele

Woensdag 29 december namen we afscheid van Henri, een Mens van bij Ons.
Op de begrafenis mocht Ed Franck de tolk zijn van de vele mensen die van hem hielden.
Zo mooi, zo rakend, zo warm...

Henri, vriend, zielsverwant, ik wil je een heel rare vraag voorleggen:
mag een levende jaloers zijn én blijven op iemand die naar de overkant is vertrokken?
Ongetwijfeld zou je, na enkele nadenkende trekjes aan je pijp, antwoorden: ja,
op voorwaarde dat die jaloezie niet voortkomt uit naijver maar uit bewondering.
En dat is bij mij het geval.
Dus, wat trok me zo in jou aan, als mens én als schrijver.

Eerst als mens… tja, hoe kun je iemand in een paar zinnen samenvatten.

Ik hield bv. van de manier waarop je miljaar de grès zei,
wat altijd een uiting was van je verbazing over de verregaande stupiditeit van bepaalde structuren of figuren,
stupiditeit waarbij jij je maar niet kon neerleggen.
Het was een uiting van je nimmer aflatende engagement.
Je bleef aan de weg timmeren, je was nooit de auteur in zijn ivoren toren.

Ik hield ook van de manier waarop jij allez-ja zei.
Dan wist ik dat jij het ook niet meer wist.
Je had een relativerende praatstijl, zonder een zweem van fanatisme.
Je was te zeer doordrongen van de ingewikkeldheid van het leven
en de onnaspeurbaarheid van Gods wegen om stellige uitspraken te doen.
Hoewel je graag een biertje dronk, was je de tegenpool van de alleswetende tooghanger.
Een gesprekspartner bij wie ik me onmiddellijk thuis voelde.
Ik hield zelfs van jouw manier van omgaan met de vrouwen die je graag mocht:
schroomvallig, met een zweempje Mariaverering, zonder een spoortje machogedrag,
zonder angst om een stukje bloedend hart te laten zien.

Ik hield van hoe je was in een gezelschap.
Na vijf minuten algemeen gekwetter was meestal alleen nog jouw sonore bas te horen.
Jouw vermogen om de gespreksstof te monopoliseren zonder dat dit hinderlijk overkwam,
daar was ik – eerder iemand van tussen de tanden geknarste one-liners – stikjaloers op.
Met je onnavolgbaar mengsel van anekdotes, beschouwingen, herinneringen, typeringen, gevoelsuitingen en privéfilosofietjes
was je de gezelligste tafelprater die ik ooit heb gekend.
Je zorgde altijd voor een soort collectieve warmte in de groep.
Het was een wisselwerking: je was de zon in het middelpunt,
en tegelijk slorpte je zelf gretig de warmtestralen van de anderen op.
En die warmte gaf je weer terug, want dankbaar was je van nature.
Aan jou was warmte welbesteed.

Je was ook een schrijver, Henri.
En wat voor een! Het clichéwoord monument is hier op zijn plaats.
Vanaf mijn eerste kennismaking met jouw boeken was jouw manier van schrijven
voor mij een bron van bewondering en positieve jaloezie.
Ik bewonder bv. de paradox in toonzetting, in timbre in je werk.
Aan de ene kant stralen jouw boeken altijd iets uit van geborgenheid, knusheid, gezelligheid.
Maar tegelijkertijd wasemen ze onderhuids het tegendeel uit:
een sfeer van onbestemde weemoed, van een verdriet dat eigenlijk naamloos is.

Ik bewonder ook jouw specifieke soort humor.
Jij wist dat de geheime bron van humor niet vreugde is, maar verdriet;
dat humor de zwemgordel is op de woelige rivier van het leven;
dat je alleen met behulp van humor kunt jongleren met de zwaartekracht van het leven.
Het is een ingetogen, bijna melancholische humor,
waarachter authentieke weemoed zonder sentimentaliteit schuilgaat.
Eigenlijk, Henri, heb jij de Steen der Wijzen ontdekt,
waarnaar de middeleeuwse alchemisten tevergeefs hebben gezocht.
Jij wist hoe je onedele metalen kon omgieten tot edele metalen.
Waarmee ik dit bedoel:
elke mens sleept een aantal negatieve ervaringen met zich mee en lijdt aan het leven.
Maar in plaats van in een hoekje te gaan zitten, neemt een echte schrijver zoals jij
het verdriet bij de strot om het te kneden en te bewerken, tot het lood goud is geworden.
En jouw Steen der Wijzen is geen magisch poeder, maar jouw magisch taalgebruik.
En daarmee maak jij van iets negatiefs iets positiefs, iets moois,
zó mooi dat talloze anderen ervan kunnen genieten.
En is dát niet de mooiste overwinning die een mens op het leven kan behalen?

Nog iets om jaloers op te zijn: een normale schrijver schrijft boeken, maar jij hebt een oeuvre nagelaten.
En dat is een heel verschil.
Jij weefde een coherent web over je verleden, je leven, je wereld, draadje na draadje,
er zit een patroon in, het hangt samen.
Als een echte God de Vader – of misschien liever: een onbeweeglijk peinzende Boeddha – schiep jij eigenmachtig
je eigen wereld waarin alles verwijst naar alles, waarin alles doordrongen is van eenzelfde grondgevoel,
waarin bij elk volgend deel alles vertrouwd en toch weer nieuw is.
Elk boek was een alibi om het leven à la Henri Van Daele te definiëren.
Alleen bij Louis-Paul Boon ben ik dit met dezelfde kracht tegengekomen.


En ten slotte ben ik jaloers op je geworteldheid in de Vlaamse bodem,
en dit in de goede betekenis van het woord: niet kneuterig, niet heimatachtig,
maar gezond vastgezogen in de vettige kleigrond.
Je was doordrongen van het gevoel van verbondenheid met je door en door Vlaamse familie en zijn tradities;
het gevoel een schakel te zijn in een ketting, van ingebed-zijn-ondanks-alles,
van thuis te horen op een bepaalde morzel gronds.
Dat weerspiegelde zich in je taalgebruik, dat ook door en door Vlaams was,
weer in de goede betekenis van het woord:
een volkomen natuurlijk, soepel, beeldrijk taalgebruik dat zijn Vlaamse moederkoek niet verraadt.
Een pellepatatje is zoveel lekkerder dan een aardappel-in-schil, nietwaar Henri?
En jij geeft iemand een deugddoende pandoering in plaats van een neutraal pak slaag.
En poepkenbloot hoort bij jou niet thuis in een soft-porno-passage.
In jouw boeken zwerven geen jongens rond, maar onvervalste kadees
en als de bel gaat, staat daar de facteur en geen ambtelijke postbode.
Een Hollandse recensent noemde je ooit een Vlaamse Reus,
niet wetend dat dat in jouw taal een lelijk, groot, vet konijn is.

Had hij ook maar iets van jouw taalgebruik begrepen,
dan had hij je de Grandigen Bol genoemd.

Sta me toe dat ik je alsnog, in open en eerlijke jaloezie, die eretitel verleen, Henri.

Je merkt dat ik ben overgeschakeld op de tegenwoordige tijd.
Terecht.
Niemand is écht dood
zolang hij nog aanwezig is in het hart en de herinnering van een levende.
Waar je nu ook mag zijn,
je kijkt nu vast met een monkellachje naar me.
Ook daarvoor bedankt, Henri,
vriend,
zielsverwant.

Ed Franck

 


Deze tekst kan je ook afdrukken.

Afscheid van een Grandigen Bol - Henri Van Daele

 

Thuiskomen

 

 

Krijg je graag een e-mail als de volgende 'Mensen van bij ons' verschijnt?
Ga naar 'Contact', vul je naam en e-mailadres in en gewoon klikken op 'Verzenden'.

Reacties en suggesties zijn altijd welkom !

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Thuiskomen